De Limburger schrijft in haar Commentaar van zaterdag jl. ‘Veel kleine gemeenten …… volharden in het breed bekritiseerde kerktorendenken, beconcurreren elkaar of zijn bezig met het uitvechten van lokale vechtpartijtjes’ om uiteindelijk te concluderen: ‘Dergelijk bestuurlijk gerommel …… geeft het kabinet een extra argument in handen om gemeentelijke schaalvergroting de komende jaren door te drukken.’ Meerssen wordt opgevoerd als voorbeeld van dergelijke kleine gemeentes. Dus daar staan we dan te kijk: als gemeente die niet in staat is de eigen boontjes te doppen. Net nu we met het aanscherpen van onze toekomstvisie en een kerntakendebat het verleden achter ons laten en op de toekomst focussen. We zijn terug bij af omdat mensen er niet in slagen het zeer ongewenste – en ook toegegeven – gedrag van één man ook consequent enkel en alleen zo te zien. Als gedrag van Jo Dejong, waar alleen hij verantwoordelijk was en niet zijn omgeving. Ook niet de Meerssense politiek.
Medewerkers hebben het recht op een veilige werkomgeving. Seksuele intimidatie of de kans daarop past daar niet bij. De misstap van wethouder Jo Dejong heeft geleid tot een klacht en de gemeente heeft vervolgens bij monde van het college als werkgever haar verantwoordelijkheid genomen en duidelijk gemaakt dat het handelen van de wethouder niet te tolereren viel. Dat was voor wethouder Jo Dejong aanleiding zijn functie op te geven. Dat hij vervolgens in zijn ontslagbrief aangaf dat er vanuit de politiek op zijn persoon gespeeld werd, was onder de gordel en oncollegiaal ten opzichte van zijn medebestuurders, inclusief zijn fractie. Er was en is geen schijn van bewijs in die richting. In tegendeel. We waren in Meerssen juist op een punt gekomen dat we al onze aandacht konden richten op de kwaliteit van het bestuur zonder allerlei persoonlijk ressentiment daarin mee te laten spelen. En kwaliteit van bestuur is nodig om te voorkomen dat de conclusie van De Limburger bewaarheid wordt. Het is de kwaliteit van bestuur waar ook Partij Jo Dejong voor zegt te staan. Juist daarom valt het zo tegen dat de fractievoorzitter van Partij Jo Dejong in De Limburger van vrijdag 1 maart jl.. – zich niet inhoudt wethouder Jo Dejong te prijzen – niet duidelijk afstand neemt van diens misstap – en de illusie dat wethouder Dejong in de val gelokt is, laat bestaan Het slachtoffer wordt nog even genoemd maar dat is het dan. De ernstige misstap van wethouder Dejong staat in principe op zichzelf. Nogmaals: alleen wethouder Dejong is daarvoor verantwoordelijk. Niet zijn partij, niet zijn fractie en niet de voorzitter van die fractie. Met de inhoud van de ontslagbrief plaatste wethouder Dejong zijn misstap zeer suggestief in het licht van veronderstelde politieke verhoudingen. En daarmee is allereerst hij verantwoordelijk voor het debat dat we nu hebben. In de dagen na zijn terugtreden werd – ook al deden betrokkenen veel moeite dat te vermijden – de communicatie over zijn misstap steeds politieker. Het is triest maar waar, Jo Dejong heeft met zijn ontslagbrief oude reflexen nieuw leven ingeblazen. Ik denk dat we kunnen zeggen dat het gif dat in die reflexen zit zijn werk weer eens heeft gedaan. Iedereen had echter ook, kort door de bocht, Laat maar kletsen kunnen denken, wij weten beter, wij staan boven dat soort paranoia. Helaas hebben we nu een situatie met enkel verliezers. Maar, dat wil niet zeggen dat er ook alleen maar slachtoffers zijn. Er is in deze kwestie eigenlijk maar één slachtoffer en dat is de medewerker die het allemaal overkwam. Een heel eind verderop is de Meerssense politiek slachtoffer. Ze is min of meer blindelings getrapt in de val die – bewust of onbewust – was uitgezet door wethouder Jo Dejong. Sommigen uit ons midden zijn daar beter, prudenter en wijzer, mee omgegaan dan anderen. We hebben nog het een en ander te leren maar we blijven geloven in het zelfreinigend vermogen van het bestuur van deze gemeente. Wij wel, in elk geval. En zeker na dit voorval en de manier waarop de bestuurders die het eerst aan zet waren daarmee voortvarend zijn omgegaan. Die lijn moeten we voortzetten. Debatten voeren over de inhoud en kritiek niet zien als persoonlijke aanval maar als bijdrage aan goed bestuur. Tot slot wil ik mijn respect uitspreken aan het adres van het slachtoffer. Ik hoop dat zij weer vertrouwen kan hebben in de leiding van de gemeente die zij als ambtenaar dient. Als bestuurders doen wij ons uiterste best onze burgers zich veilig te laten voelen, voor onze ambtenaren mag dat niet anders zijn. Tot zover